Wijk bij Duurstede in mijn jeugd - Milan Schuilenburg en Bjorn van Vliet interviewen Opa Cor

Datum: 15-04-2025
Schrijver: Milan Schuilenburg en Bjorn van Vliet

Toen ik jong was, in de jaren ’50 en ’60, zag Wijk bij Duurstede er heel anders uit dan nu. Het was echt nog een rustig stadje. De straten waren stil, er reden maar een paar auto’s en de meeste mensen gingen gewoon lopend of op de fiets naar hun werk. In het centrum zaten veel kleine winkeltjes en ambachtslieden, en je kende bijna iedereen. Dat is misschien wel het grootste verschil met nu: de stad is gegroeid, er zijn nieuwe wijken bijgekomen, en de sfeer is wat minder geworden. Vroeger kende iedereen elkaar maar helaas is dat nu niet meer.

Als kind speelde ik vaak in het parkje bij de molen, dat was echt een favoriete plek. Ook het haventje bij de Lek trok me aan. Ik kon daar urenlang naar de schepen kijken die voorbijkwamen. Gelukkig staan de molen en de Grote Kerk er nog steeds. Die plekken geven me nog altijd een gevoel van vroeger.

Hoewel ik pas een paar jaar na de oorlog geboren ben, waren de gevolgen nog goed merkbaar. Veel gezinnen hadden het niet breed, maar mensen hielpen elkaar. Het leven was eenvoudiger en overzichtelijker. Misschien was het daardoor ook wel gezelliger. Buren kenden elkaar en je wist precies wat er speelde in de straat.

De jaarlijkse kermis op de Markt was een van de hoogtepunten van het jaar. Jong en oud kwam samen om te genieten van de attracties, het eten en de gezelligheid. Ook Koninginnedag was een groot feest, met optochten, kinderspelletjes en muziek op straat. Die tradities zijn gelukkig nog steeds aanwezig, ook al heten ze nu anders, zoals Koningsdag. De sfeer van samen vieren is gelukkig gebleven.

Wat betreft werk, deden veel mensen in Wijk bij Duurstede iets met hun handen. Je zag veel mensen in de bouw of de landbouw, en er waren lokale bedrijven zoals timmerbedrijven. Ambachten zoals bakkers, slagers en schilders waren normaal. Zelf ben ik op jonge leeftijd begonnen als schilder, een vak waar ik nog altijd trots op ben.

Eén gebeurtenis die ik nooit zal vergeten, is de overstroming van begin jaren ’60. Het water in de Lek stond toen extreem hoog, en de spanning in de stad was groot. Gelukkig liep het goed af. En natuurlijk denk ik met veel plezier terug aan de voetbalwedstrijden op het oude veld. Soms kwamen er honderden mensen kijken. Dat gaf echt een gevoel van trots en verbondenheid.

Het sociale leven was destijds erg levendig. Er waren talloze verenigingen: muziek, toneel, allerlei soorten sport, noem maar op. Zelf voetbalde ik op hoog niveau en de club voelde als een tweede thuis. We hadden kaartavonden, buurtfeesten, en iedereen deed mee. De kantine van de club was een centrale plek waar je altijd wel iemand tegenkwam.

Als ik aan een plek denk waar ik warme herinneringen aan heb, dan zijn dat zeker de voetbalvelden. Niet alleen vanwege het spel zelf, maar ook door de vriendschappen die ik daar heb gekregen. Daarnaast denk ik met veel liefde terug aan de schilderwerkplaatsen waar ik het vak leerde. Daar groeide mijn liefde voor het schilderen, voor het werken met je handen en voor het helpen van mensen.

Met de komst van technologie veranderde er veel. In het begin was televisie iets bijzonders. We luisterden eerst met het hele gezin naar de radio. Later kwamen telefoons en computers. Mensen werden wat luier, vond ik. Ze gingen technologie gebruiken om werk over te nemen dat we eerder met de hand deden. Ook in mijn vak als schilder merkte ik dat. Machines namen steeds meer over. Dat vond ik jammer, want het handwerk werd steeds minder.

Wat ik jonge mensen van nu wil meegeven, is dat eenvoudige dingen heel waardevol kunnen zijn. We hadden misschien minder spullen, maar we hadden meer tijd voor elkaar. We maakten een praatje, hielpen elkaar zonder iets terug te verwachten. Jongeren van nu mogen best wat vaker stilstaan bij het belang van verbinding, buiten zijn, en iets maken met hun handen. Daar zit het echte geluk.