
De Zaak - Attie Kosterman

Datum: 26-04-2025
Schrijver: Attie Kosterman
Wij woonden in de Achterstraat bij ‘De Zaak’ , zoals het aannemingsbedrijf van mijn vader en zijn broers door iedereen in de familie genoemd werd. ‘De Zaak ‘ was van oorsprong een timmermansbedrijf, opgericht door mijn opa Marinus Kosterman en heette toen: ‘ Kosterman en Zonen’ . Naast de reguliere timmerwerken maakte Marinus als plaatselijke timmerman, ook doodskisten. Die lagen nog jaren op de zolder boven de timmermanswinkel. Het verzilverde beslag wat er bij lag om bevestigd te worden vond ik als kind erg mooi. Een heftige taak voor Marinus en anderen, volgens overlevering, was het ‘kisten’ van gesneuvelden van de strijd op de Grebbeberg in 1940, die in de Lek dreven.

De zonen: Kees, Adriaan, Karel en Frans gingen samen de aannemerij in. Eerst weg-, waterbouw en rioolzuiveringsinstallaties, maar later ook huizenbouw. Het was altijd een spannende dag als er een aanbesteding was. Er werd namelijk heel lang vergaderd, gerekend en getekend voordat de aanbesteding gedaan werd. Soms was de klus binnen, maar soms ook niet, met alle zorgen van dien voor alle betrokkenen.
Het wonen bij ‘ De Zaak’ was voor ons, de kinderen, een feestje. Op het grote terrein aan de Achterstraat was namelijk heel veel speelruimte. Er was een grote houtloods, een timmermanswinkel, een grote garage met smeerput, een laswerkplaats, een kantoor met magazijn en een grote werkplaats. Vaak stonden er grote machines en soms een bouwkeet, die we als ‘hut’ in gebruik namen. Er lag altijd wel een berg zand, een stapel banden en grote ijzeren tonnen, waar mijn vader oud papier in verbrandde, maar die wij gebruikten om met een grote plank, een wip van te maken. Neefjes, nichtjes en vriendjes speelden graag in de Achterstraat, want er was altijd wel iets te beleven. Het terrein achter grensde aan de sloot van de Singel, al was het uitkijken geblazen vanwege de ratten. Als er iemand in het vieze water belandde werd die hardgrondig door mijn moeder schoongeboend in het lavet. In de winter stapten we achter op het ijs en kluunden naar de gracht van het kasteel, Fantastisch!
Omdat er veel mensen voor zaken op kantoor kwamen hadden we heel vaak koffievisite. Mijn vader nam velen mee voor een bakkie koffie in de grote gezinskeuken van ons ouderlijk huis. Die stond dan vaak blauw van de rook, waar niemand toen mee zat. Ik kwam er graag bij zitten, want er werden mooie verhalen verteld, avonturen die op de werklocaties plaats hadden gevonden. Was de zakenrelatie iets minder gezellig, dan werd mijn moeder gevraagd de koffie of thee op het kantoor te brengen, er zaten dan geen koekjes bij!
In de zomer gingen wij kamperen met ons gezin van negen personen. Een enorme logistieke operatie. Er werd een grote tent gehuurd en er werden matrasjes zelf gemaakt van schuimrubber overtrokken met lapjes van de markt. De kampeerspullen gingen in een enorm canvas zeildoek, dat op de imperiaal van een werkbus van ‘De Zaak’ werd gelegd. Er werd een houten keukenkastje op maat getimmerd, dat precies achter in de bus paste. De oude befrijfsnaam ‘ Kosterman en zonen’ stond aanvankelijk nog op de zijkant van het busje. Dat leverde op de camping veel opgetrokken wenkbrauwen op, want er kwamen zes meiden en één jongen uit de bus als wij arriveerden. Aan het einde van de bouwvak op de terugreis, ging mijn vader steeds harder rijden, want hij rook ‘De Zaak’ en wilde snel weer naar Wijk.
Eens ging het helemaal mis op ‘ De Zaak’ in de jaren zestig. Wij werden ’s avonds van ons bed gelicht, want er was brand uitgebroken in de timmermanswinkel, waar ons huis aan grensde. We moesten acuut in pyjama’s naar buiten. De steeg stond vol met mensen en een grote brandweerauto. Indrukwekkend voor ons allemaal, al herinner ik me geen angst of paniek. De volgende dag zag ik dat mijn vader hele grote, donkerblauwe bloed- en brandblaren op zijn handen had. Het bleek, dat hij de houtzolder, boven de timmermanswinkel, opgeklommen was om zoveel mogelijk hout eraf te halen. In plaats van de heerlijke geur van houtzaagsel stonk het nog weken naar rook in de verbrande timmermanswinkel. Het was voorpaginanieuws voor de Wijkse krant met als titel: “Als een Feniks zullen we uit de as herrijzen” . Een mooie uitspraak van mijn ome Adriaan, die met een plaatselijke journalist had gesproken na deze ramp.
Op de plek van ‘ De Zaak’ is de van Nijendaalhof herrezen. Een mooi eerbetoon aan de Wijkse schilder Jan Roelof van Nijendaal, wat hem zeker gegund is. In gedachten noem ik het daar nog steeds ‘ De steeg’, waar alles en iedereen voorbij kwam . Het woord ‘ hof’ klinkt mij iets te sjiek in de oren. Het voormalige kantoor is een mooie woning geworden en ons ouderlijk huis is van binnen drastisch verbouwd. De buitenkant en de oude stoep met de dikke , mossige mopsstenen zijn nog hetzelfde gebleven. De bergen zand, het hout, de oude banden, de ijzeren tonnen en de bouwkeet ontbreken, maar gelukkig is het wel een levendig straatje geworden, waar net als vroeger, kinderen veilig en vrolijk op straat kunnen spelen.