Afrikaans Wijks - geschreven door Marianne de Kruijf

Dit verhaal is ook te beluisteren op Spotify >>>

Datum: 14-10-2025
Schrijver: Marianne de Kruijf

Jij drinken koffie?’

Onze dochters zaten sinds kort bij elkaar in groep twee. Ze viel op tussen de andere moeders met haar donkere huidskleur en lange, gitzwarte haar. Ze groette altijd zo vriendelijk en vandaag had ik besloten om haar eens aan te spreken. Voor ik het wist zat ik bij haar aan de keukentafel, terwijl zij koffie voor me aan het maken was. En dan bedoel ik ook echt: koffie máken. Koffiebonen roosteren in een pannetje en vermalen. En daarna nog een poosje in een speciale pot laten pruttelen. Terwijl ik me langzaamaan bezwaard begon te voelen, stopte ze me ook nog de ene versnapering na de andere toe. Zelf dronk ze thee.

Ik vroeg wat haar man deed. ‘Hij maken…’ Ze moest zoeken naar het juiste woord, ‘… meubels. Maar niet hier, in Afrika.’ Ik wist even niet zeker of ik het goed had begrepen. Haar man was niet in Nederland? Door de taalbarrière was het moeilijk te begrijpen, totdat ik de buurman ontmoette. Hij kende haar en haar dochter al een aantal jaar en wist wat beter hoe het zat.

Haar man en zij waren eerst naar een ander Afrikaans land gevlucht. Toen ze naar Nederland wilden komen, bleek zijn paspoort te zijn verlopen. Vervolgens werd er een wet gewijzigd en kon hij haar met geen mogelijkheid achterna reizen. Zij was zwanger en kreeg haar dochter in Nederland, alleen. En zes jaar later kon hij nog steeds niet komen.

De ‘buurman’ – eigenlijk woonde hij een paar straten verderop – was haar een keer op straat tegengekomen. Hij kwam er algauw achter dat ze problemen had met leren fietsen. Hij hielp haar, en ze vond het echt fantastisch om te kunnen fietsen. Zo kon ze zich, samen met haar dochter, aanzienlijk sneller door Wijk verplaatsen. Intussen kon het meisje ook prima fietsen.

De buurman hield een oogje in het zeil en regelde dingen voor haar die te ingewikkeld waren. Ook zorgde hij ervoor dat haar dochter in de wintermaanden genoeg buiten kwam. Als het aan haar moeder lag, zaten ze namelijk de hele dag binnen bij de verwarming.

De buurman en zijn vrouw waren als een opa en oma voor haar meisje, maar ik kreeg algauw de indruk dat ze haarzelf beschouwden als hun dochter.

Onze dochters bleken het goed met elkaar te kunnen vinden en speelden buiten schooltijd maar wat graag met elkaar. Het kwam erop neer dat mijn dochter regelmatig bij hen thuis te vinden was. En ik ook. Want het bleek onmogelijk om mijn kind op te halen zonder koffie of thee met wat lekkers te krijgen. Dus ik bracht de nodige tijd door in haar spaarzaam ingerichte huurhuisje en leerde wat Afrikaanse gastvrijheid is. En zo lang mijn dochter nog wat langer mocht blijven kijken naar de enorme internettelevisie – wat een eerste levensbehoefte schijnt te zijn – hoorde ik haar niet klagen.

Zo werden niet alleen onze dochters vriendinnen, maar wij zelf ook.

Ze stak haar liefde voor Jezus niet onder stoelen of banken. Daar kon ik als verwende Westerse christen nog wat van leren. In het land waar zij en haar man vandaan komen, is geen godsdienstvrijheid. Soms leek het wel of ze de tijd die ze in dat land had geleefd, wilde inhalen door haar geloof met zo veel mogelijk mensen te delen. Ik vond het ronduit bewonderenswaardig.

Haar gastvrijheid ging zo ver dat we het soms bijna ervaarden als een gijzeling. Op een zaterdagmiddag repareerde mijn man een kapotte kast bij haar thuis. Na afloop zaten we natuurlijk uitgebreid aan de koffie, terwijl de kinderen televisie keken. Tegen etenstijd vroeg ze of wij even wilden oppassen, terwijl zij naar de supermarkt ging. Het was al best laat, maar vooruit. Toen ze terugkwam dook ze gelijk de keuken in. Aangezien het al avond was en ik zelf ook nog moest koken, stonden we op om te vertrekken. ‘Nee nee, zit zit!’ klonk het meteen gebiedend vanuit de keuken. Toen bleek het de bedoeling te zijn dat we bleven eten.

Op een dag vertelde ze dat ze samen met haar dochter een poosje naar Oeganda zou gaan. Dat had ze al eens eerder gedaan, om een familielid of goede vriendin te bezoeken. Maar nu leek het anders. ‘Bid voor mij,’ zei ze meerdere keren. ‘Ik ben in moeilijke situatie.’ Was haar man misschien van plan ook naar Oeganda te komen, zodat ze elkaar daar konden ontmoeten? Hadden ze dat soms eerder geprobeerd, zonder succes?

Steeds weer probeerde ik me voor te stellen hoe het moest zijn om jarenlang gescheiden te zijn van je man, en steeds meer raakte ik ervan overtuigd dat haar man iets te maken had met de situatie.

Twee dagen voordat ze naar Oeganda zou vertrekken, kwam de aap uit de mouw. De buren vertelden het me: ze was van plan in Afrika te blijven. Ze hield het niet langer uit zonder haar man. En haar dochter had haar vader nodig. Natuurlijk begreep ik het, maar dat maakte mijn tranen niet minder. En waarom had ze het niet gelijk verteld? Wilde ze ons zo min mogelijk verdriet doen?

Vlak voordat ze naar het vliegveld gebracht zou worden door vrienden, kwam ik bij haar thuis afscheid nemen. Snel stopte ze me nog wat kinderkleren en speelgoed toe. Toen een laatste omhelzing en een trillerig ‘God bless you’.

Daar ging ze, met een klein stukje van mij, en ook een stukje van Wijk.